Sinds 17 mei 2020 ben ik met veel plezier verbonden aan de Protestantse gemeente Nieuwland te Westmaas, Klaaswaal en Mijnsheerenland. Inderdaad, ik ben begonnen in coronatijd. Een vreemde tijd als het gaat om kennismaken, maar tegelijkertijd ook een moment waarop je een nieuwe organisatie snel leert kennen.
Op 5 maart, anderhalve week voor de kerken in de eerste lockdown sloten, had ik mijn handtekening onder de beroepsbrief gezet. Wat veranderde er veel in korte tijd!
Hiervoor ben ik haast vijf jaar, sinds juni 2015, als predikante verbonden geweest aan de wijkgemeente Huizum-Oost te Leeuwarden. Daarvoor heb ik theologie gestudeerd in Kampen.
In mijn laatste studiejaar heb ik de scriptie geschreven die elders op deze website te raadplegen is. Al in de eerste jaren van mijn studie trok de Bijbelse figuur David mijn aandacht: een man van uitersten, een man met menselijke dilemma’s en ondanks alles een man naar Gods hart. Dat ik Oude Testament als hoofdvak in mijn master zou kiezen, was voor mij snel duidelijk. Met de opdracht in het derde studiejaar om een werkveld te verkennen waarvan je verwachtte dat je er niet in terecht zou komen kwam voorts de politiewereld mijn studiewereld binnen.
En van het een kwam het ander… In mijn scriptie kon ik beiden – de politiewereld en Koning David – bij elkaar brengen. Ik ging op zoek naar een antwoord op de vraag hoe je er als predikant kan zijn voor hulpverleners. Vooral niet vragen naar wat er is gebeurd, maar luisteren hoe men het heeft ervaren en beleefd. Ook heb ik antwoorden gezocht en gevonden als het gaat om de vraag wat je rol kan zijn als predikant bij rampen.
Eenmaal in Leeuwarden probeerde ik handen en voeten te geven aan de uitkomsten van mijn scriptie. Ik wilde dat het geen ivorentorenverhaal zou worden en dus ben ik er ook zelf mee aan de slag gegaan. Dat heeft er onder andere in geresulteerd dat er is nagedacht hoe de kerken en predikanten in het rampenplan opgenomen kunnen worden: het gebouw als eventuele opvanglocatie, als plaats van bezinning, de predikanten als aanspreekpunt, als luisterend oor, als iemand die bij een eventuele herdenking betrokken zou kunnen zijn… Daarbij altijd denkend vanuit wat nodig is, vanuit eventuele slachtoffers, of indien erger, nabestaanden. Zo zien waar de kerk relevant kan bijdragen.
In de Hoeksche Waard zijn de kerken gelukkig al opgenomen in het rampenplan.
In mijn scriptie ging mijn aandacht verder uit naar de mens in het uniform. Immers, bij thuiskomst is het uniform van hulpverleners wel uit, maar de ervaringen blijven. In het gemeentepastoraat merk ik dat hetzelfde principe doorwerkt. Hoe gaat het met degene met wie je in gesprek bent als persoon? Niet als zijn of haar rol, maar als degene die daaronder zit? Want… heeft niet iedereen ergens een bepaald uniform aan? De aandacht daarvoor is wat mij bezighoudt en mij drijft in mijn werk!